De Kennisgroep aanmerkelijk belang geeft aan dat voor de bepaling van het te conserveren inkomen bij emigratie van een aanmerkelijkbelanghouder het positieve vervreemdingsvoordeel kan worden gesaldeerd met het negatieve vervreemdingsvoordeel.
X, aanmerkelijkbelanghouder in A bv en B bv, emigreert in 2022 naar Duitsland. Het AB-pakket A bv heeft een fictief negatief vervreemdingsvoordeel van € 500 en het AB-pakket B bv heeft een positief fictief vervreemdingsvoordeel € 2500. Een jaar later ontvangt X van A bv een dividend van € 500. Voor het bepalen van het te conserveren inkomen mag X de fictieve vervreemdingsvoordelen salderen om te komen tot een per saldo positief te conserveren inkomen. Ook kan ervoor worden gekozen om niet te salderen. Het te conserveren inkomen bestaat dan uit de optelsom van alle positieve vervreemdingsvoordelen. In dat geval kan het negatieve vervreemdingsvoordeel leiden tot een te verrekenen verlies uit aanmerkelijk belang.
Verder gaat de kennisgroep in op de gevolgen van de dividenduitkering als X kiest voor salderen. Nederland heeft de mogelijkheid om naar het nationale tarief te heffen als een conserverende aanslag openstaat ten aanzien van de aandelen waaruit de voordelen worden genoten. De aandelen in A BV liggen echter niet ten grondslag aan de conserverende aanslag. Het heffingsrecht over het uitgekeerde dividend is daarom beperkt tot het verdragstarief 15%. De dividenduitkering van A bv beëindigt, om dezelfde reden, niet het uitstel van betaling van de conserverende aanslag. Als X remigreert wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen A bv verminderd met het eerdere verlies van € 500.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 16
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 4
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 2
Wet inkomstenbelasting 2001 4.48
Wet inkomstenbelasting 2001 4.24
Wet inkomstenbelasting 2001 4.16