In de voorgelegde casus gaat het om een aandeelhouder die met toepassing van de faciliteit van de geruisloze terugkeer op grond van art. 14c Wet VPB 1969 zijn in de bv gedreven onderneming voortzet in de IB-sfeer. Hij heeft al een eenmanszaak die vergelijkbare activiteiten onderneemt, waardoor de ondernemingen na terugkeer één onderneming vormen. De bv heeft een zakelijke vordering op de eenmanszaak. De vraag is of het voordeel uit aanmerkelijk belang, voor zover het betrekking heeft op de waarde van de vordering, kan worden doorgeschoven met toepassing van art. 4.42a Wet IB 2001.
Het standpunt is dat dit voordeel inderdaad kan worden doorgeschoven met toepassing van genoemd artikel. Het feit dat de vordering na terugkeer door vermenging tenietgaat doet daar niet aan af. De waarde van de vordering gaat na de terugkeer uit de bv niet over naar het privévermogen, maar leidt tot een verhoging van het ondernemingsvermogen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14c
Wet inkomstenbelasting 2001 4.42a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 30 juni