De Kennisgroep IBR VPB & Winst heeft een standpunt gepubliceerd over het tijdstip van aftrek van stakingsverlies van een vaste inrichting. Het stakingsverlies komt in aftrek in het jaar waarop de vennootschap ophoudt winst te genieten uit de andere staat. Dat de vennootschap er pas later in slaagt om bewijs te leveren tot welk bedrag het stakingsverlies in aanmerking genomen kan worden, heeft geen invloed op het tijdstip waarop het stakingsverlies in aftrek komt.

In de casus gaat het om A bv die een vaste inrichting (VI) heeft in land X. A bv maakt onderdeel uit van het A-concern. De met de VI behaalde resultaten vallen bij A bv onder de objectvrijstelling. In jaar t worden de activiteiten in X gestaakt en geniet A bv geen winst meer uit X. Het stakingsverlies bedraagt € 1.000. A bv wil dit verlies in stakingsjaar t in aanmerking nemen. Door een geschil tussen het A-concern en de belastingdienst van X wordt pas in jaar t+4 overeenstemming bereikt over de verrekening van het verlies in X: € 200 wordt verrekend met winst van in X gevestigde groepsmaatschappijen van A bv. Hierdoor bedraagt het stakingsverlies van de VI uiteindelijk € 800.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15i

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 27 december

Informatiesoort: VN Vandaag

182

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen