Het uitsluiten van de fusiefaciliteit van de in India gevestigde X ltd en Y ltd met vaste inrichtingen in Nederland is in strijd met de non-discriminatiebepaling uit het Verdrag tussen Nederland en India. Dat antwoordt de Kennisgroep IBR VPB & winst.

In de casus gaat het om de in India gevestigde X ltd en Y ltd, die beide zijn opgericht naar Indiaas recht en beide een vaste inrichting hebben in Nederland. In 2022 zijn alle bezittingen en schulden van X ltd, waaronder die van de Nederlandse vaste inrichting, bij wege van buitenlandse juridische fusie onder algemene titel overgegaan op Y ltd. X ltd is opgehouden te bestaan. De overgang is ingegeven door zakelijke overwegingen. X ltd en Y ltd verzoeken om een beschikking conform art. 14b lid 3 Wet VPB 1969.

De fusiefaciliteit van art. 14b Wet VPB 1969 vindt slechts toepassing indien de verdwijnende en verkrijgende rechtspersoon in Nederland zijn gevestigd, of in de zin van art. 3.55 lid 5 wet IB 2001 in een lidstaat van de EU/ EER. Aangezien X ltd en Y ltd in India zijn gevestigd blijft de fusiefaciliteit buiten toepassing.

De non-discriminatiebepaling in art. 24 lid 2 van het Verdrag NL – India verbiedt dat de vaste inrichtingen van X ltd en Y ltd ongunstiger worden behandeld dan wanneer zij in Nederland gevestigd zouden zijn. Het uitsluiten van de fusiefaciliteit is in strijd met de non-discriminatiebepaling.

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 24

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14b

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 28 november

Informatiesoort: VN Vandaag

225

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen