De aanleiding voor de vraag betrof een belastingplichtige die schulden van meer dan € 700.000 erfde. De schulden betroffen geleende bedragen van een bv, waarin de erflater een aanmerkelijk belang hield. De schulden bestonden uit: 1) een eigenwoningschuld van erflater aan de bv, die voor de belastingplichtige niet als eigenwoningschuld kwalificeerde, 2) een rekening-courant schuld van erflater aan de bv en 3) een rekening-courant schuld van belastingplichtige aan de bv voor de uitvoering van het testament van erflater.
De Kennisgroep aanmerkelijk belang stelt dat het maximumbedrag voor excessief lenen niet verhoogd kan worden met bovenmatige geërfde schulden zonder dat er sprake is van een fictief regulier voordeel. Volgens de kennisgroep heeft de wetgever bij het bepalen van de hoogte van de drempel voor excessief lenen geen andere uitzonderingen dan de uitzondering voor de eigenwoningschuld ex art. 4.14 lid 6 Wet IB 2001 geaccepteerd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.14
Wet inkomstenbelasting 2001 4.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 21 juli