Het toetsingsinkomen vormt de basis voor berekening van een toeslag. Voor de berekening hiervan wordt uitgegaan van een jaarinkomen van een aanvrager, eventuele partner en medebewoner(s). Indien een deel van het jaar sprake is van een toeslagenpartner en/of medebewoner, wordt alleen voor die maanden rekening gehouden met hun jaarinkomen.
Dit kan nadelig zijn voor een aanvrager als een partner of bewoner na vertrek een inkomensstijging heeft. De aanvrager profiteert dan niet mee van de inkomensstijging, terwijl zijn toeslagen lager worden berekend. In zulke situaties kan op verzoek de 10%-regeling worden toegepast.
Indien het toetsingsinkomen van de aanvrager 10% lager is wanneer geen rekening wordt gehouden met de inkomensstijging van de vertrekkende partner, kan hij verzoeken om de inkomensstijging buiten beschouwing te laten. Het inkomen dat de vertrekkende partner of medebewoner voor vertrek genoot wordt dan tijdsevenredig herleid.
Voor een juiste beoordeling van de 10%-regeling wordt in gevallen van samenloop eerst het herleide toetsingsinkomen berekend. Daarna wordt eventueel het vrijstellingsbedrag van € 5432 voor een (pleeg)kind tot 23 jaar in mindering gebracht.
Wetsartikelen:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 8
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 7
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 11 december
Informatiesoort: VN Vandaag