X bv doet BPM-aangifte voor een uit België afkomstige auto met schade. Volgens Rechtbank Den Haag is door X bv niet teveel BPM voldaan, maar zij krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding van € 1000.
Hof Den Haag oordeelt dat de Nederlandse kentekengegevens tot de stukken behoren die de inspecteur in de beroepsfase had moeten overleggen. Er volgt echter geen sanctie voor het niet overleggen daarvan, omdat X bv volgens de aangifte zelf de beoogde kentekenhouder was. Als kentekenhouder kan X bv zelf al over de gegevens beschikken. Het Belgische kentekenbewijs en het Certificate of Conformity (CoC) zijn geen gedingstukken. De RDW beoordeelt deze stukken slechts en deze worden niet met de inspecteur gedeeld. De inspecteur beroept zich terecht op interne compensatie, omdat X bv 100% van de herstelkosten als waardevermindering heeft afgetrokken. In plaats van teveel heeft X bv dus te weinig BPM voldaan. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 30 januari