Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de keuze voor een forfaitaire naheffing over het tarief van een uur niet expliciet in de verordening hoeft te worden genoemd.
Aan X is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd in de gemeente Dordrecht. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond. X komt in beroep.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank verwerpt het standpunt van X dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, omdat het bedrag van de kosten van de naheffing (€ 65,30) te laat bekend is gemaakt. De heffingsambtenaar verwijst naar de uitspraak van Rechtbank Den Haag van 2 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11871). De rechtbank verwijst naar de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2023:3022). De bekendmakingsdatum in het Besluit gemeentelijke belastingen is niet bedoeld als een fatale termijn, maar als een regelende termijn. De rechtbank verwerpt ook het standpunt dat niet mag worden nageheven over het tarief van een uur, omdat ter plaatse een maximale parkeerduur van 40 minuten gold. De rechtbank oordeelt dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 234 lid 3 Gemeentewet blijkt dat de gemeente mag kiezen voor een forfaitaire naheffing over het tarief van één uur. De keuze voor een forfaitaire wijze van naheffen op basis van een parkeerduur van één uur hoeft niet expliciet te geschieden. Voldoende is dat uit de Verordening en de daarvan deel uitmakende tarieventabel kenbaar is dat de naheffing op forfaitaire wijze plaatsvindt, berekend op basis van een parkeerduur van één uur (ECLI:NL:GHAMS:2023:1014).
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 5 september
Informatiesoort: VN Vandaag