Hof Amsterdam oordeelt dat een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht alleen kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst op een recent arrest van de Hoge Raad.

In haar IB-aangifte 2019 kiest X, die in aanmerking komt voor de 30%-regeling voor ingekomen werknemers, voor binnenlandse belastingplicht. De inspecteur legt op 12 mei 2020 een IB-aanslag 2019 op aan X. Vervolgens dient X op 12 april 2021 een herziene aangifte IB 2019 in waarbij zij, in verband met haar box 3-vermogen, terugkomt op haar keuze. De inspecteur wijst erop dat de aanslag per 21 april 2021 onherroepelijk vaststaat en wijst het verzoek om ambtshalve vermindering af. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht geen vrijstelling van de box 3-heffing aan X heeft verleend. De keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt, omdat de aanslag reeds onherroepelijk vaststond ten tijde van de indiening van de herziene aangifte.

Hof Amsterdam oordeelt dat een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht alleen kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst op een recent arrest van de Hoge Raad (5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:543, V-N 2024/18.4). De Hoge Raad doet in dat arrest de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch van 15 maart 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:898, V-N 2023/40.1.1) af met art. 81 lid 1 Wet RO. Hetgeen X in hoger beroep aanvoert leidt niet tot een andere conclusie. X' hoger beroep is ongegrond.

Lees ook het thema De 30%-regeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 11

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2.6

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 21 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

153

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen