De casus betreft een Nederlandse BTW-ondernemer die werkt op basis van een zogenoemd dropshipping-model: online verkoop zonder eigen voorraad. De casus is in grote lijnen als volgt: Een klant bestelt een product bij de Nederlandse ondernemer, die het bij een buiten de EU gevestigde ondernemer bestelt via het platform van een platformexploitant die ook buiten de EU is gevestigd. Deze platformexploitant gebruikt de invoerregeling omdat hij in de veronderstelling verkeert dat de platformfictie van toepassing is. Volgens de kennisgroep wordt echter niet voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een afstandsverkoop uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen. Van een dergelijke afstandsverkoop is slechts sprake als de afnemer een ondernemer is die uitsluitend leveringen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat. Dat is in de voorgelegde casus niet het geval. Verder wordt nog ingegaan op een aantal uitzonderingssituaties.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 28tf
Wet op de omzetbelasting 1968 3c
Wet op de omzetbelasting 1968 2a
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 29 april
Informatiesoort: VN Vandaag