De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft twee vragen beantwoord over de toepassing van art. 8bd Wet VPB 1969. De vragen betreffen het opgeofferde bedrag van een deelneming die de belastingplichtige door middel van een winstuitdeling heeft verkregen van haar dochter en de toepasselijkheid van de deelnemingsvrijstelling.

De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft twee vragen beantwoord over de toepassing van art. 8bd Wet VPB 1969. De eerste vraag betreft het opgeofferde bedrag van een deelneming die de belastingplichtige door middel van een winstuitdeling heeft verkregen van haar dochter. De tweede vraag betreft de toepasselijkheid van de deelnemingsvrijstelling.

Een belastingplichtige bezit alle aandelen in haar buitenlandse dochtervennootschap D. D houdt op haar beurt alle aandelen in een buitenlandse kleindochtervennootschap KD. Het door D opgeofferde bedrag voor KD bedraagt 70. Op enig moment verkrijgt de belastingplichtige het aandelenbelang in KD van D door middel van een winstuitdeling. De waarde in het economische verkeer (90) van het aandelenbelang in KD is op dat moment hoger dan de waarde die bij D ter zake van deze overdracht wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting. Op het verkregen aandelenbelang in KD is de deelnemingsvrijstelling bij de belastingplichtige van toepassing. Op enig moment na de verkrijging vervreemdt de belastingplichtige het aandelenbelang in KD voor een bedrag van 210.

Het opgeofferde bedrag voor de belastingplichtige ten aanzien van het aandelenbelang in KD bedraagt 70 op grond van art. 13d lid 9 eerste volzin Wet vpb 1969. Deze bepaling is van toepassing nu KD verkregen is van een verbonden lichaam (D). Als gevolg daarvan wordt het opgeofferde bedrag ten tijde van de verkrijging niet hoger gesteld dan het bedrag dat D voor KD heeft opgeofferd (70). De eventuele toepassing van de teboekstellingsmaatregel van art. 8bd Wet VPB 1969 heeft hierop geen invloed nu het opgeofferde bedrag een extracomptabele grootheid is.

Bij de vervreemding van het aandelenbelang in KD is de deelnemingsvrijstelling ook van toepassing op het deel van de vervreemdingswinst dat ontstaat als gevolg van de eventuele toepassing van art. 8bd Wet VPB 1969. De vervreemdingswinst die ontstaat als gevolg van de vervreemding vloeit voort uit het aandeelhouderschap in de deelneming KD en wordt in zijn geheel als voordeel uit hoofde van een deelneming aangemerkt.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13d

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8bd

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 19 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

31

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen