Belanghebbenden stellen beroep in cassatie in tegen een uitspraak van Hof Den Haag. Zij stellen onder meer dat het hof art. 8:42 van de Awb heeft geschonden, doordat het hof heeft miskend, althans niet nader heeft onderzocht, of de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding heeft gebracht. Belanghebbenden menen namelijk dat dit niet het geval is.
Advocaat-generaal IJzerman is van mening dat partijen niet voor het eerst in cassatie zich kunnen beroepen op schending van de artikelen 8:42 en 8:45 van de Awb. Partijen kunnen niet voor het eerst in cassatie een beroep doen op een rechtsregel waarvan de toepassing een vaststelling of waardering van feiten vergt. Dat is hier het geval. Overigens merkt de A-G op dat uit de parlementaire geschiedenis van art. 8:42 van de Awb noch uit de ter zake gewezen jurisprudentie, kan worden afgeleid dat het behoort tot de taak van de bestuursrechter, om op eigen initiatief, ook zonder dat daarover is geklaagd, na te gaan of de Inspecteur inderdaad alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Verder stemt de A-G in met het oordeel van het hof dat de beschikking beëindiging fiscale eenheid omzetbelasting geen voor bezwaar vatbare beschikking is, waarop de Wet Dwangsom van toepassing is. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van belanghebbenden ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:45
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 26 oktober