X is klarinettist en verricht werkzaamheden voor diverse organisaties en instellingen. In zijn IB-aangiften tot en met 2012 verantwoordt hij de inkomsten steeds als loon uit dienstbetrekking. In zijn IB-aangifte 2013 merkt hij alle inkomsten aan als winst uit onderneming. De inspecteur corrigeert de aangifte.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inkomsten voor A-instantie, A-Hogeschool en B-Instantie als loon moeten worden aangemerkt. De inkomsten van A-Ensemble en A-Orkest vormen resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank overweegt daarbij dat X niet aan zijn bewijslast voldoet dat er sprake is van winst uit onderneming dan wel ROW ten aanzien van de werkzaamheden voor A-instantie, A-Hogeschool en B-Instantie. Ten aanzien van A-instantie merkt de rechtbank onder andere op dat X reeds sinds jaar en dag een vaste aanstelling heeft bij A-instantie. Ten aanzien van A-Hogeschool stelt de rechtbank vast dat X en A-Hogeschool in 2002 een arbeidsovereenkomst hebben gesloten, dat X recht heeft op vakantiegeld en dat de CAO voor het HBO van toepassing is. Ten aanzien van B-Instantie stelt de rechtbank vast dat er sprake is van loon, arbeid en gezag. Dat X bereid is te accepteren om tijdelijk niet voor zijn werkzaamheden betaald te worden, maakt volgens de rechtbank niet dat er sprake is van ondernemersrisico. Ook voor de werkzaamheden voor A-Ensemble en A-Orkest geldt dat er geen sprake is van winst. Maar de inspecteur maakt ook niet aannemelijk dat er sprake is van loon. Daarbij acht de rechtbank onder andere van belang dat X niet krijgt uitbetaald bij ziekte. De rechtbank vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 14 augustus