Belanghebbende, X, wordt onderworpen aan een onderzoek naar zijn inkomsten. De inspecteur stelt vast dat hij diverse contante stortingen doet op zijn bankrekening, en verder dat hij maandelijks € 700 huur betaalt terwijl de inspecteur niet ermee bekend is dat X inkomsten geniet. De inspecteur reikt X vervolgens aangiftebiljetten IB/PV uit. X dient eerst een nihilaangifte IB 2010 in, maar daarna een herziene aangifte waarbij hij zijn inkomen uit werk en woning schat op € 6.000. De inkomsten verdient X met kluswerkzaamheden voor particulieren die contant worden betaald. De inspecteur corrigeert de aangifte en stelt het resultaat uit overige werkzaamheden vast op € 20.000.
Hof Den Bosch is het hiermee eens. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat X inkomsten heeft genoten die hij buiten het zicht van de fiscus heeft willen houden en dat over deze inkomsten absoluut en relatief aanzienlijk meer belasting is verschuldigd dan de volgens de herziene aangifte verschuldigde IB/PV. X heeft dit vermoeden niet ontzenuwd, aldus het hof. De stelling van X dat hij sober leeft, is daartoe onvoldoende. En de stelling dat hij financieel zou worden ondersteund door familie, acht het hof niet aannemelijk. Volgens het hof heeft X niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. X toont niet aan dat de correctie van zijn inkomen onjuist is en de inspecteur heeft met de opgestelde vermogensvergelijking ook een redelijke en beargumenteerde schatting van de inkomsten gemaakt, aldus het hof. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 9 mei