Belanghebbende, X, is eigenaar van een oefenterrein met daarop een clubhuis en acht op het terrein geplaatste schietbomen/masten. Deze zijn voorzien van zogenaamde kogelvangers. In geschil is of de zogeheten werktuigenvrijstelling van toepassing is bij het bepalen van de WOZ-waarde van het terrein.
De Hoge Raad oordeelt in afwijking van Hof 's-Hertogenbosch dat zogeheten kogelvangers, die in gebruik zijn bij een schietvereniging, vallen onder de werktuigenvrijstelling voor de WOZ. De Hoge Raad is het eens met het hofoordeel dat de installaties van schietboom met kogelvanger niet zijn aan te merken als werktuigen. Anders dan het hof is de Hoge Raad echter van oordeel dat de kogelvangers op zichzelf wel zijn aan te merken als vrijgestelde werktuigen. De Hoge Raad overweegt dat de kogelvangers instrumenten zijn die een functie vervullen bij het opvangen, verzamelen en verplaatsen van de op de schietboom afgevuurde kogels in het proces van de beoefening van de schutterij-activiteiten. Daarmee zijn ze aan te merken als werktuigen. Ze zijn niet op zichzelf aan te merken als gebouwde eigendommen en kunnen – dit heeft de heffingsambtenaar ook erkend – van de schietbomen worden verwijderd zonder dat schade van betekenis wordt toegebracht. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond. Verwijzing moet volgen om te bepalen wat de waarde van de vrijgestelde kogelvangers is.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-e
Wet waardering onroerende zaken 18
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 juli