Belanghebbende, X, werkt van 1968 tot en met 2002 voor de Rijks Universiteit Groningen (RUG). In 1997 voert de RUG een FPU-pensioen in. X verhuist in 2000 naar Thailand en maakt vanaf 2002 gebruik van het FPU-pensioen. In zijn IB-aangifte over 2005 vermeldt hij het FPU-pensioen niet. X is namelijk van mening dat de RUG, door inwerkingtreding van de WHW in 1992, is geprivatiseerd. Volgens X is het recht op de (FPU-)pensioenuitkering dan ook volledig opgebouwd in privaatrechtelijke dienstbetrekking, en is het heffingsrecht daarom aan Thailand toegewezen. De inspecteur is van mening dat het heffingsrecht over het volledige pensioen aan Nederland toekomt. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de RUG door de inwerkingtreding van de WHW niet is geprivatiseerd. Het hof verklaart het beroep tegen de uitspraak van de inspecteur ongegrond. Advocaat-generaal (A-G) Niessen concludeert dat de met de WHW doorgevoerde ‘privatisering' niet tot gevolg heeft gehad dat de RUG niet meer een publiekrechtelijke instelling is, of dat de bij de RUG werkzame personen niet meer een overheidsfunctie uitoefenen. De A-G wijst hierbij onder andere op de rechtspositie van de voor de RUG werkzame personen. Uit de WHW blijkt volgens de A-G dat de rechtspositie op dezelfde wijze is geregeld als die van andere personen in overheidsdienst. De A-G adviseert de Hoge Raad dan ook om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 maart