Belanghebbende (X bv) koopt in maart 2008 een bedrijfscomplex van E bv. Hierbij wordt overeengekomen dat E bv de gebouwen volledig sloopt en een bouwterrein gaat leveren. De onroerende zaak wordt op 28 juli 2008 juridisch geleverd. Hierbij brengt E bv btw in rekening, omdat partijen er vanuit gaan dat btw verschuldigd is. De inspecteur stelt echter dat er geen bouwterrein is geleverd en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende op of omstreeks 4 april 2008 de economische eigendom van de onroerende zaken heeft verkregen. Partijen houdt nog verdeeld de beantwoording van de vraag of de overige danslessen ook onder het verlaagde tarief vallen. Zij had namelijk meer verkregen dan alleen een recht op levering. Volgens de rechtbank volgt dit uit de gesloten koop- en sloopovereenkomst. Hierbij acht de rechtbank verder van belang dat belanghebbende zich heeft verplicht om voorafgaand aan de sloop de volledige koopsom op een derdengeldrekening van de notaris te storten. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat aan belanghebbende geen bouwterrein is geleverd. Volgens de rechtbank was E bv op grond van de overeenkomsten namelijk verplicht om de bestaande opstallen te slopen en de als gevolg daarvan ontstane onbebouwde grond te leveren. Deze levering is volgens de rechtbank geen levering van een bouwterrein zoals gedefinieerd in de Wet OB. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 27 mei