A was tot haar overlijden erfpachter van een perceel van 870 m² gelegen in de gemeente Schiermonnikoog. Op het perceel staat een vrijstaande recreatiewoning. Niet in geschil is dat aan deze opstal (bouwjaar 1958) geen positieve waarde kan worden toegekend. Het recht van erfpacht eindigt op 31 december 2015. De gemeente Schiermonnikoog stelt de WOZ-waarde 2011 van de onroerende zaak vast op € 335.000. Belanghebbende, X, stelt als executeur van de nalatenschap van A dat de waardering met toepassing van de overdrachts- en verkrijgingsfictie van art. 17 lid 2 Wet WOZ in dit geval leidt tot een grote discrepantie tussen de WOZ-waarde en de werkelijke waarde van de onroerende zaak. Door de resterende korte duur van het erfpachtsrecht is de onroerende zaak nagenoeg onverkoopbaar, aldus X.

Hof Arnhem-Leeuwarden handhaaft de WOZ-waarde van € 335.000 voor het in erfpacht uitgegeven perceel met de recreatiewoning. De gemeente heeft de onroerende zaak gewaardeerd als bouwkavel met te slopen woning. Uit de verkoopprijs van de referentieobjecten blijkt dat een waarde van € 335.000 niet te hoog is. Het hof oordeelt dat de waarde niet te hoog is en neemt daarbij in aanmerking dat de gemachtigde van X heeft erkend dat het recht van erfpacht en de beperking daarvan in de tijd het genot van de onroerende zaak op de peildatum niet beperkt. De vaststelling van de WOZ-waarde als zodanig met toepassing van de waarderingsficties leidt niet tot strijd met art. 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17