Belanghebbende, The Shirtmakers bv, exploiteert een textielgroothandel. Zij importeert in dat kader regelmatig textiel uit Azië. X2 bv is hiertoe ingeschakeld als douane-expediteur. In de periode 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2009 is op naam en voor rekening van The Shirtmakers bv diverse keren aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van textielgoederen. De facturen die X2 bv uitreikt, bestaan uit de door haarzelf gemaakte kosten, alsmede uit een winstopslag. In geschil is of de facturen van X2 bv de zogenaamde douanewaarde verhogen. Volgens The Shirtmakers bv vallen onder het begrip 'kosten van vervoer' (art. 32-1-e sub 1 CDW) alleen de vergoedingen die feitelijke vervoerders ter zake van het door hen verrichte transport van de ingevoerde goederen in rekening brengen. De Hoge Raad (29 januari 2016, nr. 14/02778, ECLI:NL:HR:2016:133) stelt hierover een prejudiciële vraag. Volgens het Hof van Justitie EU (11 mei 2017, nr. C-59/16, ECLI:EU:C:2017:362, BNB 2017/147) behoort tot de kosten van vervoer ook de in rekening gebrachte toeslag die overeenkomt met de winst en de kosten in verband met de organisatie van het vervoer.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de verduidelijking van het HvJ EU volgt dat het begrip 'kosten van vervoer' zich uitstrekt tot de door de expediteur aan de importeur in rekening gebrachte toeslag die overeenkomt met de winst en de kosten van die expediteur in verband met zijn organisatie van het vervoer van de ingevoerde goederen naar het douanegebied van de EU. Het cassatieberoep van de The Shirtmakers bv is ongegrond.