X bv heeft in 2013 en 2014 aan vijf van haar werknemers voorwaardelijke rechten op prestatie-gebonden aandelen in haar kapitaal toegekend. Onderdeel van de opschortende voorwaarden zijn verschillende prestatievoorwaarden en het feit dat de werknemer vier jaar na toekenning van de voorwaardelijke rechten nog in dienst is bij X bv. Mede naar aanleiding van de verkoop van de aandelen in het kapitaal van X bv door haar aandeelhouder wordt in 2015 aan de vijf werknemers een cashbonus aangeboden in ruil voor het afzien van de voorwaardelijke rechten op aandelen. De vijf werknemers hebben allen gebruik gemaakt van het ruilaanbod. Aan hen is in het totaal € 630.750 aan cashbonus uitbetaald. Achteraf blijkt dat niet zou zijn voldaan aan de prestatievoorwaarden. X bv wil in 2015 een voorziening vormen voor de cashbonus. De inspecteur staat dit niet toe.
Hof ’s-Hertogenbosch stelt vast dat nimmer sprake is geweest van toekenning van onvoorwaardelijke rechten in de zin van art. 10, eerste lid, letter j Wet VPB 1969. Bij gebreke van een zodanige toekenning wordt evenmin toegekomen aan de werknemersoptiearresten. In de jaren 2013 en 2014 zijn rechten toegekend onder opschortende voorwaarden die niet zijn vervuld. De afkoop van deze rechten op aandelen kunnen volgens het hof niet onder de reikwijdte van enige aftrekbeperking of -uitsluiting worden gebracht, omdat die afkoop heeft plaatsgevonden vóór de vervulling van de opschortende voorwaarden. De kosten in verband met de afkoop van de voorwaardelijke rechten op aandelen in de vorm van een cashbonus komen ten laste van de winst. Derhalve kan in 2015 een voorziening worden gevormd.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 6 maart