Belanghebbende, X bv, heeft aan haar directeur grootaandeelhouder pensioenrechten toegekend en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. Vervolgens heeft X bv de pensioenverplichting aan een stichting overgedragen. In geschil is of inspecteur bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2007 terecht correcties heeft aangebracht inzake de rekenrente en de na-indexatie.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht een correctie van € 288.029 heeft aangebracht ter zake van de door X bv ten onrechte gehanteerde na-indexatie van 2,11%. Tussen partijen staat vast dat X bv pas na de in art. 3.27 lid 1 Wet IB 2001 vermelde termijn haar schuld ter zake van de overnamevergoeding aan de stichting heeft voldaan. Reeds hierom is de uitzondering op het aftrekverbod van art. 3.26 Wet IB 2001 niet van toepassing. Wel is het zo, aldus het hof, dat bij de bepaling van de koopsom voor een overgedragen pensioenvoorziening niet op grond van art. 3.29 Wet IB 2001 een rekenrente van ten minste vier percent in acht genomen behoeft te worden. De rechtbank is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de aftrek van de overnamevergoeding ten onrechte heeft plaatsgevonden voor zover de pensioenverplichting meer bedraagt dan het geval zou zijn bij de berekening daarvan een rekenrente van ten minste 4% zou zijn toegepast. Uitgaande van de in dit geschil vaststaande rekenrente van 3,74%, heeft de inspecteur ten onrechte een correctie ten bedrage van € 24.916 aangebracht ter zake van het verschil tussen deze rekenrente en een rekenrente van 4%. In zoverre is het beroep van X bv gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.28
Wet inkomstenbelasting 2001 3.27
Wet inkomstenbelasting 2001 3.26
Wet inkomstenbelasting 2001 3.147