De heer X bezit alle aandelen in H bv. X is gehuwd met mevrouw F. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren. Y bv heeft 100% deelnemingen in I bv en J bv, die respectievelijk handelen in homeopathische/fysiotherapeutische geneesmiddelen en exclusieve damesmode. In 2009 verkoopt X bv de aandelen J bv aan F. In 2011 gaat J bv failliet. In geschil zijn de aan X opgelegde IB-navorderingsaanslagen over 2009 en 2010, alsmede de 30% vergrijpboetes. Ten aanzien van Y bv is inmiddels vastgesteld dat deze onttrekkingen ten behoeve van X heeft gedaan (zie 18/00662). De grootste post heeft betrekking op de aftrek van opleidingskosten personeel van respectievelijk € 48.000 en € 52.000. Volgens de inspecteur hebben de opleidingskosten betrekking op particulier voortgezet onderwijs aan de twee kinderen van X en is aldus een uitdeling aan hem gedaan. Dit heeft eveneens te gelden voor de kosten van J bv, die H bv ten onrechte voor haar rekening heeft genomen. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat de opleidingskosten van de kinderen en de kosten ter zake van J bv door de rechtbank terecht als uitdeling aan X zijn aangemerkt. In hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank leiden. De aanvankelijk opgelegde 50% boete is door de inspecteur wegens samenloop met de aan H bv opgelegde boete gematigd tot 30%. Deze gematigde boete is passend en geboden. Omstandigheden die een verdere matiging van de boete rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 juni