De heer X is jurist en heeft volgens het handelsregister vanaf 2006 een eenmanszaak. In zijn IB-aangiften tot en met 2011 is echter geen winst of resultaat aangegeven.In 2011 is X in loondienst bij een technisch bedrijf, waar hij licht administratief werk doet en cursussen geeft voor het bedienen van machines.In dat jaar volgt X ook een aantal postacademische juridische cursussen (inter)nationaal contractenrecht. De totale kosten daarvan zijn € 13.764. In geschil is of bij het opleggen van de aanslag alleen de kosten van de cursussen zelf (€ 6.051 minus de drempel van € 500) zijn geaccepteerd als scholingsuitgaven. Volgens de inspecteur is dit eigenlijk onterecht gebeurd. In 2013 richt X een bv op. In 2013 en 2014 is door de bv geen omzet gerealiseerd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant kon X daarom in redelijkheid niet verwachten dat er na voltooiing van de cursussen inkomsten verwezenlijkt zouden worden. X stelt vergeefs dat hij in 2015 de eerste order in de wacht heeft gesleept. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet aannemelijk is dat X – die nog nooit werkzaam was geweest als jurist – de cursussen in 2011 heeft gevolgd met het oog op het behoud van inkomsten. Gesteld noch gebleken is voorts dat X de cursussen heeft gevolgd met het oog op behoud van zijn betaalde werk. Het vertrouwensbeginsel is ook niet geschonden. De stelling van X dat hij vóór het volgen van de cursussen bij de Belastingdienst langs is geweest en dat toen is gezegd dat de totale kosten aftrekbaar zouden zijn, is namelijk niet met enig objectief controleerbaar bewijs gestaafd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 januari