De Rabobank verstrekt een investeringskrediet aan belanghebbende, X bv, tegen een rente die gelijk is aan de 1-maands Euribor (5%), verhoogd met een opslag van 1%. Het krediet dient om haar dga, A, in staat te stellen om een herenboerderij te realiseren. Om het renterisico af te dekken, sluit X bv een renteswapovereenkomst met de Rabobank. Vervolgens verstrekt X bv een lening aan A voor de bouw van de herenboerderij, tegen aanvankelijk een rente van 4% (2008) en vervolgens 2,9% (2009) en 1,9% (2010 - 2012). De rente die X bv in verband met de renteswap aan de Rabobank moet betalen, is hoger dan de rente die de Rabobank aan X bv moet betalen. X bv berekent de kosten van de renteswap niet door aan A. Volgens de inspecteur heeft X bv hiermee een uitdeling verstrekt aan A.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv geen uitdeling heeft gedaan aan haar dga. Volgens het hof is X bv bij het verstrekken van de leningen met A namelijk geen vaste maar een variabele rente overeengekomen. Door een variabele rente overeen te komen, bestond er voor X bv kans op voor- dan wel nadeel, afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markten. Ten tijde van het verstrekken van de lening aan A was niet te voorzien dat de variabele rente op de financiële markten zich zodanig zou ontwikkelen dat X bv uiteindelijk een lagere rente van A zou ontvangen dan zij per saldo aan de Rabobank verschuldigd was. Er is geen sprake van een begunstiging van A. Ook zijn de overeenkomsten zakelijk. Hierbij is van belang dat de inspecteur bij de beoordeling van de VPB-aangifte 2009 de overeenkomsten al heeft ingezien en daarover verder geen vragen heeft gesteld. Het hof vermindert de aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 16 juni