De heer X heeft een eigen woning met een forse eigenwoningschuld. X heeft in het kader van een herfinanciering twee aparte hypothecaire leningen met variabele rente bij een bank afgesloten. Om het risico van rentestijging af te dekken, is hij met dezelfde bank ook twee renteswaps overeengekomen. X betaalt daarvoor in 2009, 2010 en 2011 kosten van respectievelijk € 110.312, € 166.192 en € 140.690. In geschil is of deze kosten als aftrekbare eigenwoningrente zijn aan te merken. Volgens Hof Den Haag moeten de leningen en de renteswaps in onderling verband en samenhang worden bezien, omdat dit strookt met zowel de bedoeling van de partijen als de wijze waarop zij daaraan feitelijk uitvoering hebben gegeven. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de betaalde vergoeding voor de renteswaps geen rente van geldleningen is en ook niet onder het begrip kosten van geldleningen valt. Onder rente van een schuld kan namelijk uitsluitend worden verstaan hetgeen tussen de geldgever en de geldnemer is overeengekomen als vergoeding voor het gedurende de looptijd van de geldlening ter beschikking stellen van een hoofdsom (zie HR 16 februari 2000, nr. 33.795, V-N 2000/11.6). Kosten van geldleningen zijn kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het opnemen, verlengen of aflossen van de eigenwoningschuld (vgl. HR 23 september 2016, nr. 16/00934, V-N 2016/47.8) en hiertoe behoren onder andere taxatiekosten, afsluitprovisies en hypotheekaktekosten. Het feit dat er samenhang bestaat tussen de leningen en de renteswaps is onvoldoende om deze voor art. 3.120-1-a Wet IB 2001 als één geheel te beschouwen. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120