Belanghebbende, X, woont in een woning die is ingeschreven in het register als bedoeld in art. 6 of 7 van de Monumentenwet 1988. In het jaar 2007 laat X de ondervloeren in de voor- en achterkamer vernieuwen en brengt hij een visgraatparket aan gelijk aan de originele parketvloer die hij na aankoop in 1986, wegens waterschade heeft laten verwijderen en naar eigen zeggen tijdelijk heeft vervangen door een tapijt. De parketvloer is met spijkers vernageld op een ondervloer. De totale kosten bedragen € 6950. In geschil is de aftrekbaarheid van de kosten. De inspecteur vindt dat het om huurderslasten gaat die niet aftrekbaar zijn. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat het bij de kosten van het leggen van een parketvloer in een monumentenwoning gaat om aftrekbare onderhoudskosten en niet om huurderslasten. De inspecteur komt in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch overweegt in navolging van Rechtbank 's-Gravenhage dat X de woning sinds de aankoop in 1986 successievelijk heeft verbouwd en nog steeds verbouwt en dat het altijd de bedoeling van X is geweest de oorspronkelijke, beschadigde parketvloer te vervangen. De keuze voor het tijdelijk afdekken van de vloer met tapijt was slechts een tussenoplossing. Het weer leggen van de parketvloer 'in overeenstemming met de oorspronkelijke vloer' kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gezien dan als "werkzaamheden die dienen om een gebouw, zoals dit bij de stichting of na latere verandering bestond, in bruikbare staat te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen". De tussenoplossing heeft de woning niet in een andere toestand gebracht dan bij de aanvang van de werkzaamheden in 1986. De tussenoplossing in de vorm van het leggen van tapijt maakt de latere uitgaven voor het terugleggen van de parketvloer in overeenstemming met de oorspronkelijke vloer niet tot niet-aftrekbare kosten. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.