De gemeente Groningen heeft X een aanslag bouwleges opgelegd voor een aanvraag voor een bouwvergunning voor het oprichten van een woongebouw. In geschil zijn de vragen of het legestarief in strijd met de algemene rechtsbeginselen is bepaald en of de geraamde baten structureel te laag zijn geraamd. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep ongegrond. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de legesverordening verbindt. De heffingsambtenaar heeft het vereiste inzicht in de ramingen van de baten verschaft. De gemeente gaat bij de raming van de opbrengsten uit van een vijfjaarsgemiddelde. Dit is volgens het hof een acceptabele wijze van ramen. Substantiële verschillen tussen de gerealiseerde opbrengsten en de gerealiseerde ‘lasten ter zake' worden geëgaliseerd. Dit gebeurt door de ‘meeropbrengsten' van de jaren waarin de gerealiseerde opbrengsten van de bouwleges de gerealiseerde ‘lasten ter zake' substantieel overschrijden, toe te voegen aan de Algemene Egalisatiereserve Concern en/of de Egalisatiereserve bouwleges, en in jaren waarin de opbrengsten van de bouwleges substantieel achterblijven bij de ‘lasten ter zake', de "minderopbrengsten" uit (één van) de reserves te dekken. Met deze wijze van ramen en egaliseren is geen sprake van het structureel te laag ramen van de bouwlegesopbrengsten. De vraag of er toevoegingen zijn aan of onttrekkingen uit het Algemene Egalisatiereserve Concern is in dit verband niet relevant. Evenmin is relevant waaraan eventuele onttrekkingen worden besteed. Het tarief is niet disproportioneel of willekeurig. Tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds, is namelijk geen rechtstreeks verband vereist (HR 24 december 1997, nr. 32 569, BNB 1998/70ECLI:NL:HR:1997:AA3345). Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 oktober