X houdt via Z nv de aandelen in Q Ltd., een naar Cypriotisch recht opgerichte vennootschap. In 2007 verkrijgt Z nv een vordering van € 29,3 mln op X in verband met de overdracht van een effectenportefeuille. Z nv draagt deze vordering vervolgens over aan Q Ltd. In 2012 wordt de vordering weer overgedragen aan Z nv. De vordering bedraagt op dat moment € 36,2 mln. De waarde van de effectenportefeuille is dan € 19,6 mln. De vordering op X wordt daarbij eerst kwijtgescholden tot de waarde van de effectenportefeuille. De inspecteur is van mening dat door de kwijtschelding een uitdeling van € 16,6 mln plaatsvindt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X zich bewust was van de bevoordeling door de gedeeltelijke kwijtschelding van de verstrekte lening. De rechtbank overweegt daarbij dat de directie van Q Ltd. toestemming van de aandeelhouder nodig had voor alle transacties die een bedrag van € 100.000 te boven gaan. Dat Z nv de enige aandeelhouder van Q Ltd. is, is volgens de rechtbank niet van belang aangezien X als middellijk aandeelhouder, en degene die feitelijk namens Z nv alle handelingen verricht, nauw betrokken was bij het besluit tot kwijtschelding van een deel van de vordering. Verder is ook van belang dat kwijtschelding, gezien de financiële positie van X, helemaal niet nodig was. Ook acht de rechtbank niet van belang dat de effectenportefeuille in waarde is gedaald, omdat de omvang van de lening niet is gekoppeld aan de waarde van de effectenportefeuille.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 juli