X was sinds 1994 gehuwd in gemeenschap van goederen met zijn ex-echtgenote. In 2011 stellen zij huwelijkse voorwaarden op en verdelen hun gemeenschap van goederen, waarbij X een schuld van € 956.236,50 erkent wegens overbedeling. In 2018 scheidden zij en in het echtscheidingsconvenant doet de ex-echtgenote afstand van haar vordering uit de huwelijkse voorwaarden, inclusief rente, om de ondernemingen van X te beschermen tegen financieel risico. X doet aangifte schenkbelasting voor de kwijtschelding van een schuld van € 1.081.072. De inspecteur legt conform de aangifte een aanslag schenkbelasting op, welke door X wordt betwist. X stelt dat de kwijtschelding geen schenking is en dat er sprake is van voldoening aan een natuurlijke verbintenis. In geschil is of de kwijtschelding van de schuld door de ex-echtgenote van X kwalificeert als een schenking voor fiscale doeleinden en of er sprake is van voldoening aan een natuurlijke verbintenis, waardoor een vrijstelling van schenkbelasting zou gelden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de kwijtschelding van de schuld door de ex-echtgenote van X kwalificeert als een schenking. De rechtbank acht aannemelijk dat de ex-echtgenote de schuld uit vrijgevigheid heeft kwijtgescholden, aangezien zij bewust was van de bevoordeling en deze ook wilde. De rechtbank verwerpt het argument van X dat de kwijtschelding bedoeld was om de continuïteit van zijn onderneming te waarborgen zonder een bevoordelingsbedoeling jegens hem. Niet is aangetoond dat sprake is van voldoening aan een natuurlijke verbintenis, waardoor de vrijstelling van schenkbelasting niet van toepassing is. Het beroep van X is ongegrond en de aanslag schenkbelasting blijft in stand.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Editie: 3 januari
Informatiesoort: VN Vandaag