Hof Den Haag oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst (VSO) niet ziet op de IB-aanslagen van X. Uit de VSO blijkt dat deze slechts betrekking heeft op de belastingschulden van de vof van € 90.000. In dit bedrag zijn niet de IB-schulden van X begrepen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, drijft in vof-verband een onderneming. In verband met de financiële problemen van de vof wordt verzocht om sanering en kwijtschelding van de (belasting)schulden. De ontvanger accepteert in 2017 een saneringsvoorstel. Ook wordt kwijtschelding verleend van de door de vof verschuldigde openstaande naheffingsaanslagen OB en LB. In 2018 vindt verliesverrekening plaats bij Y, de partner van X. X voldoet daardoor niet langer aan de voorwaarden voor uitbetaling van de algemene heffingskorting. De inspecteur legt vervolgens IB-navorderingsaanslagen 2012 en 2013 op in verband met de terugvordering van de genoten algemene heffingskorting. X beroept zich op het saneringsvoorstel dat door de ontvanger is geaccepteerd.

Hof Den Haag (V-N 2020/64.1.2) oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst niet ziet op de IB-aanslagen van X. Uit de VSO blijkt dat deze slechts betrekking heeft op de belastingschulden van de vof van € 90.000. In dit bedrag zijn niet de IB-schulden van X begrepen. Verder merkt het hof op dat het overzicht van de ontvanger slechts LB- en OB-aanslagen ten name van de vof vermeldt en niet aan X op te leggen IB-aanslagen. Ook is de kwijtscheldingsbeschikking geadresseerd aan de vof, en niet aan X of haar medevennoten. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 juni

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen