Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de schuld aan de franchisegever naar objectieve maatstaven bezien niet voor verwezenlijking vatbaar is. X heeft geen recht heeft op toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling.
X drijft tot en met 2019 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten bestaan uit het exploiteren van een boekenhandel als franchiseondernemer. X heeft een openstaande schuld aan de franchisegever, die wordt omgezet in een geldlening. Op 30 december 2019 sluiten X en de franchisegever een overeenkomst, waarin zij elkaar finale kwijting verlenen. X verzoekt in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 voor een bedrag van € 67.200 om toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. De inspecteur weigert dit. In geschil is of de vordering van de franchisegever op X ten tijde van de kwijtschelding niet voor verwezenlijking vatbaar was.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de schuld aan de franchisegever naar objectieve maatstaven bezien niet voor verwezenlijking vatbaar is. De omstandigheid dat de franchisegever een onafhankelijk derde is, betekent niet automatisch dat wel sprake moet zijn van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Er kunnen namelijk ook andere zakelijke motieven zijn voor een kwijtschelding. Verder valt alleen al gelet op de ondernemingsbalans per ultimo 2019 en het privévermogen van X niet in te zien waarom de vordering van de franchisegever naar objectieve maatstaven bezien niet inbaar was. X heeft geen recht op toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Het beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Aandachtspunten ten aanzien van (afgewaardeerde) vorderingen en de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 28 juni
Informatiesoort: VN Vandaag