X schenkt in 2012 en 2013 contant € 5000 aan de Islamitische Universiteit van Europa (IUE) in Rotterdam en trekt deze met succes af in zijn IB-aangiften over dat jaar. Bij een onderzoek constateert de Belastingdienst echter dat de IUE in 2013 officieel slechts € 88.564 aan donaties krijgt, terwijl derden € 3.445.808 aan giftenaftrek voor haar claimen. In mei 2016 is van het onderzoek een rapport opgemaakt, wat heeft uitgemond in een strafrechtelijk onderzoek. In geschil zijn de navorderingsaanslagen, alsmede de 100% vergrijpboetes. Volgens de inspecteur heeft de penningmeester van de IUE op grote schaal valse kwitanties verkocht en moet X dus met aanvullend bewijs van de schenkingen komen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door X overgelegde bankafschriften met contante opnamen onvoldoende steunbewijs zijn, omdat de kwitanties veelal met terugwerkende kracht werden opgesteld door de schenking met de penningmeester af te stemmen aan de hand van bankafschriften met contante opnamen. De inspecteur maakt aannemelijk dat X in 2013 bewust gebruik heeft gemaakt van valse kwitanties. In de administratie van de IUE komt namelijk een contante betaling van X voor van € 700, zijnde 14% van € 5000, wat overeenkomt met het fraudepatroon. Een boete van 50% is daarom passend en geboden. Voor 2012 is niet uit te sluiten dat de penningmeester geld in eigen zak heeft gestoken en dat de kwitanties juist zijn. De boete van 2012 wordt daarom vernietigd. Het beroep van X is deels gegrond en hij krijgt vanwege het overschrijden van de redelijke termijn ook een immateriële schadevergoeding van € 1000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet inkomstenbelasting 2001 6.32