X is in 2014 houder van een bestelauto. Aangezien X geen btw-ondernemer is, komt X niet in aanmerking voor het lage MRB-tarief. In geschil is of dat terecht is. X stelt dat sprake is van discriminatie. Vanaf 1 januari 2005 is de reikwijdte van het btw-ondernemersbegrip volgens X dermate uitgebreid dat het arrest HR 10 september 2010, nr. 08/04653, V-N 2010/43.3 niet meer maatgevend is. Voorbeelden van deze uitbreiding zijn onder meer (1) niet-ondernemers die lid zijn van een fiscale eenheid, (2) verhuurders van niet-woonruimten, (3) particulieren met zonnepanelen, (4) commissarissen en bestuurders, (5) verhuurders van garageboxen en (6) investeerders in tulpenbollen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van discriminatie omdat het ondernemersbegrip in de Wet OB 1968 juist een heel ruim begrip is. De wet is op dit punt na 1 januari 2005 niet gewijzigd. Het gegeven dat de jurisprudentie er meer duidelijkheid over heeft gegeven, brengt niet mee dat dit begrip thans anders is dan het was op 1 januari 2005. De keuze van de wetgever om aan te sluiten bij 10% zakelijk gebruik, is ook gerechtvaardigd. Het is niet relevant of de 10% gebruikseis daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Dit doet namelijk niets af aan de regeling zelf. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 december