Mevrouw X is klinisch psychologe en psychotherapeute. X heeft van de heer D een – inmiddels volwassen - zoon. Volgens haar IB-aangiften over 2004 en 2005 woont X in het pand b-straat 30 te Z dat haar volledige eigendom is. Het buurpand, b-straat 28, alsmede enige aan de achterzijde grenzende panden zijn eigendom van D. De inspecteur corrigeert de aangiften, aangezien het pand b-straat 30 geen eigen woning van X zou zijn. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur met het extreem laag verbruik van gas, water en elektra niet aannemelijk maakt dat X feitelijk elders haar hoofdverblijf houdt. Het lage verbruik is namelijk alleen een aanwijzing voor de (duur van de) aanwezigheid van X in haar pand. X stelt met succes dat zij vaak afwezig is en een sobere levensstijl heeft. De stelling van de inspecteur dat X en D in concubinaat wonen in het buurpand, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 juni