De heer X doet BPM-aangifte voor vier gebruikte auto's. Na bezwaar krijgt X teruggaven wegens het niet van toepassing zijn van de 12%-regeling. De hoogte van de verschuldigde BPM is uiteindelijk nog voor slechts één auto in geschil. X stelt dat deze BPM moet worden verminderd omdat aan de taxatie een koerslijst voor btw-auto's ten grondslag lag waarbij de datum van deel 1A gelijk is aan de datum eerste toelating. Voorts is de koerslijst voor margeauto’s gunstiger. Volgens Rechtbank Gelderland maakt X niet aannemelijk dat zijn taxateur van een verkeerde koerslijst is uitgegaan. Bovendien is bij de aangifte geopteerd voor het gebruik van een taxatierapport, zodat er geen ruimte is voor een correctie vanwege de gekozen koerslijst. Als schadevergoeding krijgt X over de teruggaven Irimie-rente toegekend, een immateriële schadevergoeding van € 1000, bezwaarkosten van € 218 (vier zaken) en een proceskostenvergoeding van € 572 (vier zaken) voor de beroepsfase. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het beroep van X gegrond is omdat partijen op de zitting alsnog een compromis hebben bereikt over de verschuldigde BPM. Aangezien de rechtbank een hogere rentevergoeding heeft toegekend dan voortvloeit uit hoofdstuk VA van de AWR - en de inspecteur geen hoger beroep heeft ingesteld - moet hij hier toch uitvoering aan geven. In hoger beroep is de redelijke termijn met vier maanden overschreden, maar er is een bijzondere reden om de redelijke termijn met zes maanden te verlengen. De zaken zijn namelijk verknocht met de vele honderden andere zaken die door de gemachtigde zijn aangebracht bij het hof. Hierdoor is een langere behandelingsduur gerechtvaardigd. De Staat is rente verschuldigd over de immateriële schadevergoeding die door de rechtbank is toegekend, zijnde de wettelijke rente vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank tot aan de dag van de algehele voldoening. X krijgt voor het hoger beroep een lage proceskostenvergoeding van € 1200 (4 x € 300). De gemachtigde verleent namelijk in duizenden soortgelijke zaken rechtsbijstand. Het toepassen van de normaal geldende forfaitaire bedragen leidt anders tot een vergoeding die de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreft.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 september