Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er met de fusie een tussenhoudstersituatie is gecreëerd waardoor de aandelen direct dan wel indirect in handen zijn gebleven van X BV. De beperking van het opgeofferde bedrag voor de liquidatieverliesregeling in het geval de deelneming is verkregen van een verbonden lichaam, geldt ook in deze situatie.

X BV is onderdeel van een fiscale eenheid en fuseert in 1997 met Y BV door inbreng van aandelen Z NV tegen uitgifte van aandelen Y BV. Op het moment van inbreng bedraagt het opgeofferde bedrag voor de aandelen Z NV € 7.927.702, met een WEV van € 27.202.309. X BV stort in de jaren 2000 t/m 2005 nog € 6.085.000 aan kapitaal in Y BV. In 2006 wordt Y BV geliquideerd en verkrijgt X BV een liquidatie-uitkering bestaande uit de aandelen Z NV, waarvan de waarde nihil is. In 2007 wordt er tijdens het overleg over de aangifte VPB 2006 horizontaal toezicht afgesloten. X BV claimt een liquidatieverlies van € 3.745.000 en stelt het opgeofferde bedrag van deelnemingen van Y BV vast op € 34.984.889. In een brief worden de ingenomen standpunten toegelicht die erop neerkomen dat X BV en Y BV ten tijde van de inbreng geen verbonden lichamen zijn. Na verwerking van informele kapitaalstortingen in 2007 en 2008 van € 92.691 neemt de fiscale eenheid waartoe X BV behoort in de aangiften VPB steeds een opgeofferd bedrag van € 33.380.000 op. In 2019 wordt Z NV geliquideerd waarop X BV in de aangifte VPB 2019 een liquidatieverlies van € 33.380.000 (€ 27.202.309 + € 6.085.000 + € 92.691) opneemt. De inspecteur wijkt af van de aangifte en stelt het liquidatieverlies vast op € 14.105.393 (€ 7.927.702 + € 6.085.000 + € 92.691). In geschil is het opgeofferde bedrag en of het X BV en Y BV ten tijde van de verkrijging van de aandelen Z NV verbonden lichamen zijn.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er met de fusie een tussenhoudstersituatie is gecreëerd waardoor de aandelen direct dan wel indirect in handen zijn gebleven van X BV. De beperking van het opgeofferde bedrag voor de liquidatieverliesregeling in het geval de deelneming is verkregen van een verbonden lichaam, geldt ook in deze situatie. Het opgeofferde bedrag wordt door de beperking niet hoger gesteld dan het bedrag dat het overdragende lichaam – X BV zelf – voor die deelneming heeft opgeofferd. Door de fusie is Z NV een kleindochtervennootschap van X BV geworden die de aandelen tot aan de liquidatie direct dan wel indirect in handen heeft. Het standpunt van X BV dat deze regeling alleen toegepast kan worden in geval van misbruik volgt de rechtbank niet. Ook wijst de rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel af. De enkele omstandigheid dat de inspecteur niet heeft gereageerd op de brief met de toelichting van de ingenomen standpunten in de aangifte VPB 2006 is onvoldoende. Dat de partijen kort daarvoor horizontaal toezicht hebben afgesloten maakt dit niet anders. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13d

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 25 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

549

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen