Aan de heer X zijn in het kader van het Rekeningenproject diverse IB/VB-navorderingsaanslagen opgelegd. Het betreft de jaren 1990 tot en met 2000 (zie 12/00537 voor de procedure van de echtgenote van X over 2001). X gaat in beroep. De vergrijpboetes zijn na het overlijden van X vernietigd. Hof 's-Gravenhage laat de aanslagen in stand. De erven van X (belanghebbenden) gaan in cassatie. De Hoge Raad (13 juli 2012, nr. 11/01325, V-N 2012/40 19.22) oordeelt dat het hof zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de inconsistentie in de modelmatige berekening die ontstaat door toepassing van zowel de 95%-norm als de factor 1,5. Aldus is 's Hofs oordeel dat de uitkomst van de schatting niet onredelijk is onvoldoende gemotiveerd (zie HR 30 maart 2012, nr. 11/02222, V-N 2012/20.27.2). Volgt verwijzing. Hof Amsterdam oordeelt dat de aanslagen moeten worden verminderd overeenkomstig de door de inspecteur ingezonden berekening, die thans niet meer in geschil is. In deze berekening is de factor 1,5 geëlimineerd. Na de verwijzing hebben de erven X diverse ook al in de cassatieprocedure ingenomen stellingen herhaald. Aangezien de Hoge Raad deze stellingen reeds heeft verworpen, behoeven zij thans geen behandeling meer. Het beroep van de erven X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 5 maart