X woont in Nederland en ontvangt een pensioen uit het Verenigd Koninkrijk (VK). Op of rondom de ingangsdatum is een deel daarvan afgekocht. De afkoopsom is in het VK niet belast en is in Nederland vrijgesteld voor de IB. X doet digitaal aangifte voor 2016, maar constateert dat het vermelden van de afkoopsom leidt tot een hogere aanslag. In een brief aan de inspecteur legt X uit, waarom zij de afkoopsom niet in haar aangifte heeft vermeld. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de afkoopsom geen invloed heeft op het IB-deel van de algemene heffingskorting, maar wel op het premiedeel. Het verdrag NL-VK ziet namelijk niet op de heffing van premie volksverzekeringen. X gaat in cassatie en stelt dat het hof ten onrechte enkel de belastingrente ter zake van de ZVW-aanslag heeft vernietigd.
De Hoge Raad oordeelt dat een verlaging van het premiedeel van de algemene heffingskorting er niet toe leidt dat een hoger inkomen in aanmerking wordt genomen dan het maximale premie-inkomen. Het hof heeft verzuimd in te gaan op de stelling van X dat geen belastingrente is verschuldigd over de IB/PVV-aanslag. Zowel de aangifte als de aanvulling daarop zijn tijdig ingediend, zodat moet worden aangenomen dat deze aanslag is opgelegd conform de aangifte. Het maakt niet uit dat X en haar echtgenoot in de bezwaarfase er alsnog voor hebben geopteerd om het gehele box 3 inkomen aan X toe te rekenen. De aanslag is geheel gebaseerd op de feitelijke gegevens die X tijdig heeft verstrekt, zodat de belastingrente ten onrechte is berekend. De beschikking belastingrente wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 9
Wet financiering sociale verzekeringen 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Wet inkomstenbelasting 2001 8.10
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 december
Informatiesoort: VN Vandaag