Hof Amsterdam oordeelt dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld uitgaande van de bruto BPM van de auto zelf (€ 288.784) en niet op basis van de historische nieuwprijs van de referentieauto.

X doet BPM-aangifte voor een Porsche met schade, die afkomstig is uit de Verenigde Arabische Emiraten en voldoet € 1602. Na controle door Domeinen stelt de inspecteur dat de auto veel minder schade heeft. In geschil is de BPM-naheffing van € 5486. Volgens Rechtbank Noord-Holland stelt X vergeefs dat de CO2-uitstoot moet worden verlaagd, conform de in het kentekenregister van 27 vergelijkbare auto's. De auto is namelijk niet uit een andere EU-lidstaat afkomstig, waardoor art. 110 VWEU toepassing mist. Het maakt niet uit dat de auto nieuw in Duitsland is geproduceerd (zie Hof Amsterdam 20 september 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2760, V-N 2023/4.1.2). X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat niet kan worden uitgesloten dat de CO2-uitstoot van de auto verschilt van die van de andere auto's in het kentekenregister (vgl. HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561, V-N 2020/17.14). De historische nieuwprijs moet echter worden vastgesteld uitgaande van de bruto BPM van de auto zelf (€ 288.784) en niet op basis van de historische nieuwprijs van de referentieauto (zie HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1714, V-N 2024/2.11). De aanslag wordt daarom verlaagd tot € 4774. Voor het bezwaar, beroep en hoger beroep krijgt X een proceskostenvergoeding van € 2374 (factor 0,5).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 3 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen