X bv doet BPM-aangifte voor een gebruikte personenauto. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op van € 1131. Bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2017 is de aanslag verminderd tot nihil. In geschil is onder meer of X bv recht heeft op een dwangsom. Volgens Rechtbank Gelderland heeft de per post verstuurde ingebrekestelling de inspecteur op 28 februari 2017 bereikt, zodat hij uiterlijk op 13 maart 2017 uitspraak op bezwaar had moeten doen. Er is dus een dwangsom verbeurd van € 200 (10 x € 20). De inspecteur gaat in hoger beroep. Tijdens het hoger beroep verklaart het hof bij wijze van tussenuitspraak dat de gemachtigde van X bv wegens zijn beledigende taalgebruik X bv niet meer mag bijstaan en dat zij een andere gemachtigde kan aanstellen. X bv neemt vervolgens afstand neemt van het handelen van haar gemachtigde, maar stelt geen andere gemachtigde aan.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de ingebrekestelling - gelet op de door de Belastingdienst geplaatste stempelafdruk - pas op 6 maart 2017 door de inspecteur is ontvangen. De verzending van de ingebrekestelling per fax op 24 februari 2017 naar een rechtbank speelt in deze geen enkele rol, nog daargelaten of dat als kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht moet worden aangemerkt. X bv maakt niet aannemelijk dat de ingebrekestelling op (of omstreeks) 24 februari 2017 naar de inspecteur is verzonden. De inspecteur is dus slechts over drie dagen een dwangsom van in totaal € 60 verschuldigd. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 december