Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verordening forensenbelasting van de gemeente Ommen onverbindend is wegens strijd met art. 1 van de Grondwet. X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht te laat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X is eigenaar van een gemeubileerde woning in de gemeente Ommen, zonder in deze gemeente hoofdverblijf te houden. X is het niet eens met de aanslag forensenbelasting van € 1.620 die de gemeente hem heeft opgelegd. X wijst erop dat voor vergelijkbare woningen die zijn gelegen op een recreatiepark veel lagere tarieven gelden.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/23.1.7) oordeelt dat de verordening forensenbelasting van de gemeente Ommen onverbindend is wegens strijd met art. 1 van de Grondwet. Op grond van deze verordening geldt voor woningen gelegen op een recreatieterrein een laag tarief van € 225. Andere woningen worden belast naar rato van de WOZ-waarde met een minimumtarief van € 755. De argumenten die de gemeente aandraagt om het verschil in fiscale behandeling te rechtvaardigen, kunnen de goedkeuring van het hof niet wegdragen. De argumenten komen erop neer dat de woningen op parken eenvoudiger zijn en een lagere waarde hebben. Het hof legt uit dat voor woningen met een geringe waarde die niet op een recreatiepark zijn gelegen, een bedrag van € 755 aan forensenbelasting wordt geheven. Vergelijkbare woningen worden ongelijk behandeld, zonder dat de gemeente daarvoor een goede reden heeft. Het hof verklaart de verordening onverbindend en vermindert de aanslag forensenbelasting naar € 225, zijnde het tarief voor woningen op parken.
X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht te laat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 november