De heer X is eigenaar van een administratiekantoor. In 2012 wordt bij een boekenonderzoek geconstateerd dat X jarenlang onjuiste btw-aangiften voor zijn eigen onderneming heeft gedaan. Daarnaast zijn ook onjuiste btw-aangiften voor zijn echtgenote gedaan en is ter zake van voorlopige IB-teruggaven valselijk opgaaf gedaan van inkomsten uit loondienst. Het totale nadeel voor de Staat is ruim € 195.000. Rechtbank Oost-Brabant veroordeelt X tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het beroepshalve uitoefenen van een administratiekantoor een strafverzwarende omstandigheid is in geval van belastingfraude. Ook vanwege zijn heao-opleiding weet X goed aan welke fiscaalrechtelijke verplichtingen hij moet voldoen. X heeft het vertrouwen dat in financiële dienstverleners wordt gesteld ernstig geschaad. Het wordt X ook aangerekend dat hij tot en met de zitting van de rechtbank geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. In casu is de redelijke termijn gestart op 9 november 2012 toen ambtenaren van de Belastingdienst hem confronteerden met zijn onjuiste btw-aangiften en hem de cautie gaven. Het maakt niet uit dat de toen aangekondigde bestuurlijke boete geen onderdeel is van het Nederlandse strafrecht en dat X pas tijdens een politieverhoor in maart 2014 hoorde dat het strafrechtelijke onderzoek was gestart. De redelijke termijn is met ruim tien maanden overschreden. X wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 5:10a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 oktober