De Hoge Raad oordeelt dat X opzettelijk onjuiste en/of onvolledige IB-aangiften heeft gedaan. Ambtshalve wordt wegens het overschrijden van de redelijke termijn de taakstraf verminderd.

X is mede-eigenaar van een administratiekantoor. Via een klant is X vanaf 2004 ook betrokken bij de exploitatie van een melkveehouderij in Duitsland. X heeft aldaar een nieuwe ligboxenstal laten bouwen, die door hem aan de maatschap ter beschikking wordt gesteld tegen een winstaandeel van 50%. In 2012 wordt de boerderij aan een derde verkocht voor € 606.000. In dat jaar staat de stal voor € 592.780 op de balans van zijn eenmanszaak. X waardeert de stal af tot nihil en hij verantwoordt in 2013 slechts € 93.252 als ‘overige opbrengsten’. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden mag juist van een adviseur worden verwacht dat hij zijn eigen fiscale verplichtingen op integere wijze nakomt. X heeft uit eigen gewin getracht opbrengsten aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken door de stal af te waarderen tot nihil, terwijl die is verkocht voor ruim € 250.000. Het benadelingsbedrag ligt tussen de € 70.000 en € 125.000. Hoewel het gebruikelijk is om voor belastingfraude van deze omvang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, wordt gelet op de ouderdom van de feiten volstaan met een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. X stelt in cassatie een pleitbaar standpunt te hebben, omdat de stal door natrekking eigendom van de maatschap was geworden en dat de leningen die hij voor de bouw was aangegaan in de kapitaalsfeer door maatschap zijn afgelost. Fiscaal is X inmiddels door zowel de Rechtbank Noord-Nederland (zie V-N 2022/35.2.3) als Hof Arnhem-Leeuwarden in het ongelijk gesteld (V-N 2024/28.1.1).

De Hoge Raad oordeelt dat X opzettelijk onjuiste en/of onvolledige IB-aangiften heeft gedaan. De klachten van X kunnen niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof (art. 81 lid 1 Wet RO). Ambtshalve wordt wegens het overschrijden van de redelijke termijn de taakstraf verminderd tot 228 uren, subsidiair 114 dagen hechtenis. Dit is conform de conclusie van A-G Wattel.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 69

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht

Editie: 18 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen