Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de op 1 januari 2014 ingevoerde versoepeling voor de heer X gunstiger is dan de oude regeling van het BBBB 1998, zodat de inspecteur verplicht was om de in 2013 opgelegde boete in 2014 bij uitspraak op bezwaar te verlagen.

De heer X dient ruim drie maanden te laat zijn IB-aangifte over 2011 in. In geschil is of daarom op 6 december 2013, na indiening van de aangifte, terecht een verzuimboete is opgelegd. De boete was aanvankelijk € 226, doch is conform § 21 BBBB 2014 (16 december 2013, nr. BLKB2013/1814, V-N 2014/2.3) in de beroepsfase alsnog verlaagd naar € 49. X stelt dat de boetebeschikking onbevoegd is genomen, omdat deze geautomatiseerd, zonder tussenkomst van de inspecteur, is opgelegd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant worden handelingen van de computer verricht namens de inspecteur, zodat de boete bevoegd is opgelegd. De boete is niet te hoog. Het feit dat de aangifte is ingediend nog vóórdat de aanslag is opgelegd, is geen verzachtende omstandigheid. X claimt vergeefs bezwaarkostenvergoeding. Het BBBB 2014 geldt formeel namelijk alleen voor de belastingjaren vanaf 2014, zodat de vermindering slechts een tegemoetkomend karakter heeft. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de op 1 januari 2014 ingevoerde versoepeling voor X gunstiger is dan de oude regeling van het BBBB 1998, zodat de inspecteur verplicht was om de boete bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2014 te verlagen naar € 49. Aangezien de aanvankelijk opgelegde boete van € 226 conform het toen nog geldende BBBB 1998 was, claimt X vergeefs vergoeding van zijn bezwaarkosten. De inspecteur beoogde de boete bij uitspraak op bezwaar te verlagen naar € 49, maar gelet op het dictum is de boete van € 226 toch gehandhaafd. X was daarom wel genoodzaakt om in beroep te gaan. De latere ambtshalve toegekende vermindering naar € 49, toegekend tijdens de beroepsfase, heeft niet tot gevolg dat de boete met terugwerkende kracht vanaf 18 maart 2014 is verlaagd en/of dat het beroep van X daardoor niet-ontvankelijk is geworden. Het beroep van X is gegrond gezien het onjuiste dictum. X heeft recht op vergoeding van de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep van in totaal € 1.984, alsmede van de griffierechten van in totaal € 168.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 40

Algemene wet inzake rijksbelastingen 61a

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 23 augustus

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen