De WOZ-waarde van een door de erven X in november 2016 geërfde bedrijfswoning wordt voor het jaar 2017 op € 504.000 vastgesteld. Tot de onroerende zaak behoort een inpandig zwembad. Bij uitspraak op bezwaar verlaagt de heffingsambtenaar deze vastgestelde WOZ-waarde tot € 379.000. De erven X bepleiten echter een waarde van € 325.000, overeenkomstig een taxatie die zij hebben laten uitvoeren.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden maakt de heffingsambtenaar niet aannemelijk dat de aanwezigheid van het zwembad een aanzienlijke meerwaarde vertegenwoordigt. De aanwezigheid van het zwembad is eerder een last dan een lust omdat de ‘bak’ vervangen moet worden en de technische installaties die erbij horen defect en te zeer verouderd zijn. Het is niet aannemelijk dat de heffingsambtenaar met de slechte staat van onderhoud voldoende rekening heeft gehouden. Verder is het aannemelijk dat het pand, gelet op het bouwjaar, asbest heeft. Dat is bij de vergelijkingsobjecten niet het geval. Ook daar is geen rekening mee gehouden. Het hof verlaagt de WOZ-waarde naar € 325.000. Het hoger beroep van de erven X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 14 augustus