X exploiteert een landbouwbedrijf. De bedrijfswoning behoort tot het privévermogen van X. In 2008 start X met de bouw van een nieuwe woning. Deze woning rekent hij tot zijn bedrijfsvermogen. Omdat X de woonbestemming van zijn oude woning moet opgeven, activeert hij de waardevermindering (€ 50.000) van de oude woning op de balans van zijn onderneming. In 2012 gaat X een vof aan met zijn vrouw. Naar aanleiding hiervan brengt X zijn woning over naar zijn privévermogen. Hij waardeert de woning daarbij naar bewoonde staat (65%), en geeft een verlies uit werk en woning aan van € 130.987. De inspecteur corrigeert de aangifte. Volgens hem heeft X namelijk ten onrechte de waardevermindering van de woning ten laste van zijn inkomen gebracht en moet de waarde van de woning worden berekend op 80% van de waarde in vrije staat. De inspecteur stelt het verlies uit werk en woning vast op € 53.125.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de waardevermindering van de woning van € 50.000 terecht ten laste van zijn inkomen heeft gebracht. De rechtbank wijst er daarbij op dat X een woonbestemming op zijn tot het ondernemingsvermogen gerekende nieuwe woning heeft verkregen door de woonbestemming op de tot zijn privévermogen gerekende oude woning op te offeren. Het gelijk ten aanzien van de waardering van de overgang naar privé van de woning is wel aan de inspecteur. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van een verplichting om de woning naar privé over te brengen. De rechtbank stelt het verlies uit werk en woning vast op € 97.125.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 10 december