X exploiteert in maatschapsverband een landbouwbedrijf. X stelt onroerende zaken en een melkquotum vanuit zijn persoonlijke onderneming aan de maatschap ter beschikking. In 2006 emigreert X naar Duitsland en exploiteert daar wederom een landbouwbedrijf in maatschapsverband. Hij verkoopt in 2006 de onroerende zaken, een deel van de machines en het melkquotum. Voor de boekwinst vormt hij een HIR. De inspecteur corrigeert de aanslag. Volgens de inspecteur heeft X zijn onderneming namelijk gestaakt. X is het daar niet mee eens. Hij stelt dat hij zijn onderneming naar Duitsland heeft verplaatst.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X zijn onderneming naar Duitsland heeft verplaatst. De rechtbank honoreert daarbij het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. Volgens de rechtbank had de inspecteur namelijk in een brief aan X, onder het aanhalen van recente jurisprudentie, geconcludeerd dat de onderneming was verplaatst, en niet gestaakt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X door de verplaatsing van de onderneming in Nederland moet afrekenen en dat de inspecteur IB mag heffen over de HIR. De rechtbank vermindert de aanslag. X en de inspecteur hadden hier namelijk overeenstemming over bereikt, als de rechtbank zou beslissen dat er sprake was van verplaatsing van de onderneming.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.61
Wet inkomstenbelasting 2001 3.60
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 9 oktober