X exploiteert in 2014 een manege annex land- en bosbouwbedrijf. In 2014 verkoopt hij 10 hectare landbouwgrond waar tot kort daarvoor populierenbomen stonden. De bomen hebben er twintig jaar gestaan. Dit was een van de voorwaarwaarden om destijds gebruik te kunnen maken van de Regeling Stimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden (SBL-regeling). Met de verkoop van het voorheen bosgrond realiseerde X een flinke boekwinst waarop volgens hem de landbouwvrijstelling van toepassing was omdat de grond in zijn optiek altijd landbouwgrond is gebleven. De inspecteur is het daar niet mee eens en stelt dat sprake is geweest van de exploitatie van een bosbouwbedrijf op de betreffende grond.
Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. Door deel te nemen aan de SBL-regeling is X de grond als bedrijfsmiddel in het kader van een bosbouwbedrijf gaan aanwenden. Het kappen van de bomen in 2014 is niet van meet af aan de bedoeling geweest, zodat ook aan de instandhoudingseis is voldaan. X is er zelf ook vanuit gegaan dat sprake is van een bosbouwbedrijf, omdat hij vanaf 1994 t/m 2014 gebruik heeft gemaakt van de bosbouwvrijstelling. De rechtbank oordeelt dat de stijging van de waarde als gevolg van het weer geschikt maken van de grond voor de landbouw belaste verkoopwinst oplevert. De Rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.11
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 17 december