Het HvJ EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat een procedure onder omstandigheden wordt beëindigd tegen betaling van 5% van het in geding zijnde bedrag.

Het Amerikaanse 3M Company vestigt een recht van vruchtgebruik op aandelen van de door haar gecontroleerde onderneming 3M Italia SpA ten behoeve van Shearson Lehman Hutton Special Financing. Shearson draagt het vruchtgebruik over aan het Italiaanse Olivetti & C. SpA. De Italiaanse Belastingdienst stelt zich na een onderzoek op het standpunt dat de overdracht van het vruchtgebruik aan Olivetti & C. fictief was en dat het door 3M Italia SpA aan Olivetti uitgekeerd dividend in werkelijkheid was toegevloeid aan Shearson, een buiten Italië gevestigde onderneming. Dit had volgens de fiscus tot gevolg dat niet een vooraftrek van 10% en het overeenkomstige belastingkrediet voor in Italië gevestigde belastingplichtigen kon worden toegepast, maar de belasting van 32,4%, zoals neergelegd in de Italiaanse voorschriften over de belastingheffing op inkomsten uit eigendom, moest worden toegepast. Hiervoor was 3M Italia SpA aansprakelijk volgens de fiscus. 3M Italia SpA wordt in eerste en tweede aanleg in het gelijk gesteld. Vervolgens beroept 3M Italia SpA zich op een nationale bepaling waarbij procedures die aanhangig zijn voor een gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken, worden beëindigd tegen betaling van een bedrag ter hoogte van 5% van het in geding zijnde bedrag, wanneer die procedures zijn aangevangen met een beroep dat meer dan tien jaar voor de inwerkingtreding van die bepaling in eerste aanleg is ingesteld en de Belastingdienst in eerste en in tweede aanleg in het ongelijk is gesteld. De Italiaanse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat een procedure onder omstandigheden wordt beëindigd tegen betaling van 5% van het in geding zijnde bedrag. In dit geval betreft het een procedure die aanhangig is voor een gerecht dat in laatste instantie uitspraak doet in belastingzaken terwijl die procedure is aangevangen met een beroep dat meer dan tien jaar voor de inwerkingtreding van de 5%-bepaling in eerste aanleg is ingesteld. Verder geldt als voorwaarde dat de Belastingdienst in eerste en in tweede aanleg in het ongelijk is gesteld.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 31 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen