De heer X werkt fulltime bij een bank. X heeft daarnaast een eenmanszaak. De resultaten daarvan geeft X aan als inkomsten uit overige werkzaamheden. In 2006 en 2007 zijn deze resultaten negatief. In geschil is of de inspecteur de aftrek daarvan terecht heeft geweigerd. Na bezwaar heeft de inspecteur de positieve resultaten van 2008 en 2009 aangemerkt als winst uit onderneming. Voor deze jaren is onder meer in geschil of X recht heeft op zelfstandigenaftrek. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag over 2008 te hoog is, doch verklaart het beroep van X voor het overige ongegrond. Onder verwijzing naar Hof 's-Gravenhage 31 mei 2011, nr. 10/00275. die over 2005 ging, wordt geoordeeld dat er nog niets wezenlijks is veranderd en dat er in 2006 en 2007 dus ook geen bron van inkomen is. X gaat in hoger beroep. Van de vier nota's griffierecht betaalt X er slechts twee tijdig.
Hof Den Haag (MK I, 29 juli 2014, BK-13/01682 t/m BK-13/01685, V-N Vandaag 2014/1598) oordeelt dat X zelf maatregelen had moeten treffen om tijdig kennis te nemen van de aangetekende post over het griffierecht. Het feit dat hij overdag aan het werk is, is geen geldig excuus. Bovendien is de rappelbrief ook nog per gewone post verstuurd. De beroepen met betrekking tot 2008 en 2009 zijn dus niet-ontvankelijk. Het beroep inzake 2006 is ook niet-ontvankelijk, omdat X concludeert tot een hoger belastbaar inkomen dan de uitspraak op bezwaar. Het beroep inzake 2007 is ongegrond. In hoger beroep zijn namelijk geen nieuwe feiten en of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding zijn over de afwezigheid van de bron onderneming anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 juni